Wie ons volgt op onze sociale media weet dat we regelmatig de betere
prestaties van onze klanten onder aandacht brengen en ook delen met
melkveehouders – erf betreders & collega adviseurs. We noteren met
regelmaat effi ciëntie verschillen van 400 tot soms 700 liter melk per dag
per AMS systeem op bedrijven met een vergelijkbaar aantal lacterende
dieren. We weten allen dat deze effi ciëntie KPI beïnvloedt wordt door een
groot aantal factoren. Toch houden we er deze update aan om even de
factor “overbezetting” uit te vergroten mede omdat we onderweg nog veel
te vaak merken dat overbezetting beschouwd wordt als een wondertool
om AMS effi ciëntie en saldo met de brute kracht te sturen. Niets is echter
minder waar…
Een 8 tal jaar geleden wees onderzoek uit dat melkgift per melking – melksnelheid en bezoekfrequentie de 3 meest bepalende factoren zijn voor het maximaliseren van de individuele AMS effi ciëntie. In welke mate de management factor overbezetting een invloed heeft op deze 3 voornoemde factoren proberen we hiernavolgend op basis van praktijkonderzoek cijfers aan te geven.
"De betere prestaties van onze klanten onder aandacht brengen."
Melkgift per melking en melksnelheid.
Melkgift per melking wordt gecombineerd bepaald door dagproductie en bezoekfrequentie. Melksnelheid wordt bepaald door genetica, lactatiestadium en niveau van dagproductie. Bij een vergelijking van dieren met dezelfde bezoekfrequentie zijn het dus de dieren met de hoogste dagproductie die primeren. Dagproductie wordt op haar beurt, naast genetica en lactatiestadium, rechtstreeks gestuurd door voeropname in relatie tot lactatiestadium (DIM : dagen in melk)
Vreet activiteit
Op onderstaande grafiek ziet u het verschil in vreet activiteit 90 minuten na het afleveren van het voer aan het voerhek en dit bij 2 verschillende vreetruimte afmetingen : 0.5 m/koe (overbezetting 20 %) en 1 m/koe.
Op de verticale as (y-as) ziet u de vreetactiviteit uitgedrukt in minuten per 24 uur bij een beschikbare vreetruimte van 1 meter/dier. Op de horizontale as (x-as) ziet u dezelfde waarde maar dan bij een beschikbare vreetruimte van 0.5 m/dier (overbezettingsscenario 20 %).
"Verschil in vreet activiteit 90 minuten na het afleveren van het voer."
Iedere ruit op de grafiek is éénzelfde lacterend dier die deel uitmaakte van de opzet 0.5 meter vreetruimte en nadien 1 meter vreetruimte. Trekt u nu een lijn vanaf een willekeurige ruit horizontaal naar links dan komt u bij de overeenkomstige vreetactiviteit van dit dier bij 1 meter vreetruimte. Trekt u de lijn naar beneden dan bepaalt u de vreetactiviteit van dit zelfde dier bij 0.5 m vreetruimte. Plaatsen we de trendlijn (zie grafiek) dan is het dus zeer duidelijk dat de vreetactiviteit/dier positief gecorreleerd toeneemt naarmate de vreetruimte/dier vergroot wordt.
De meeste veehouders zijn vaak de mening toegedaan dat de koeien die niet meteen kunnen aanschuiven/eten meteen na afl evering van het voer zich wel zullen behelpen zodra de meest dominante dieren voldaan zijn. Dit is jammer genoeg maar deels zo. Recentelijk onderzoek brengt dit zeer duidelijk boven water. Kijk even mee op volgende grafiek.
Op bovenstaande afbeelding (grafiek nr.2) ziet u op de verticale as (y-as) de bezetting van het voerhek in procenten uitgedrukt. (0.10 = 10 %, 0.20 = 20 %, enz..). Op de horizontale as (x-as) zien we het 24 uren dag verloop beginnende om 12:02 ’s middags (links) en 24 uur later eindigend om 12:02 ’s middags (rechts). Om 14:42 u, 22:02 u & 6:42 u is er 0 procent voerhek bezetting. Reden is dat de koeien van deze onderzochte groep op dit ogenblik in de wachtruimte of melkstal staan om gemolken te worden.
Onbetwist (en ook normaal) is dat de 3 voerhek bezettingspieken zich telkens afspelen vlak na terugkeer uit de melkstal. De dieren nemen meteen na terugkeer plek aan het voerhek. Kijk nu even aandachtig hoe, afhankelijk van het dag/nacht moment, de koeien anders en vooral minder intensief reageren op het aanschuiven van het voer. Reden dat er anders gereageerd wordt in de late namiddag is sowieso het circadiaans ritme van de dieren maar kijk vooral hoe weinig koeien nog reageren om naar het voerhek te komen na de 2de en latere aanschuifbeurten. Ondanks dat we dit constateren bij melkstal melken in deze proefopzet zien we dit ook terug komen bij AMS melken vanaf het ogenblik dat er meer dan 107 % overbezetting is. Koeien houden er nu éénmaal van te eten in functie van hun circadiaans ritme en tevens eten koeien “graag samen” (kudde dieren). De reden dat koeien minder spontaan en intens reageren na de 2de aanschuifbeurt is terug te vinden in het feit dat ze zich oncomfortabel voelen aan het voer hek bij onvoldoende aanwezigheid van groepsgenoten. We moeten bij AMS melken er dus naar streven dat koeien in hun momenten dat hun circadiaans ritme dit stimuleert zoveel mogelijk ongestoord samen kunnen eten wat er toe leidt dat ze de maximale voeropname bereiken tijdens de maximale voer hek bezettingsperiode. Aanvankelijk zou je totaal anders denken.
"De 3 voerhek bezettingspieken zich telkens afspelen vlak na terugkeer uit de melkstal."
Je kan bij AMS melken dit verschijnsel “beperken” door de aanschuifi ntervallen zeer kort te houden en het aantal aanschuifbeurten op te trekken naar 18 a 22 keer/24 uur. Toch zien we in het veldonderzoek dat het circadiaans ritme de opnamecapaciteit uiteindelijk bepaald vanaf 107 % overbezetting en dit in negatieve zin/richting. Dit is dan ook de reden waarom de bedrijven met zeer hoge koe dagproducties vaak niet willen afstappen van een 2 rij stal ipv overstap naar 3 rij stal (veel meer vreet ruimte per koe bij 2 rijer).
Zoals eerder vermeld wordt melksnelheid genetisch bepaald maar is het ook zo dat gemiddeld gezien de melksnelheid stijgt vanaf de 2 de lactatie. We zien dit duidelijk als we de AMS software uitlezen. Dit heeft deels te maken met de speenkanaal verruiming maar ook door de hogere dag productie in de 2° lactatie. Om deze hogere melkgift in de 2° lactatie zoveel mogelijk kans te geven is het voornaam dat kalfvaarzen in hun eerste lactatie zo hoog mogelijk pieken qua piekproductie en totale lactatie productie. Dit brengt ons bij de volgende management factor met aanzienlijke invloed op melkgift per bezoek, melksnelheid en bezoek frequentie, met name : “Huisvesten van eerste kalfsdieren in groep gemengd met 2+ lactatie dieren, ja of neen ? ”.
"Melksnelheid wordt genetisch bepaald."
Op bovenstaande afbeelding (grafiek nr.3) ziet u de totale productie (in Lbs.) van 342 kalfvaarzen in de eerste 85 dagen van hun lactatie die deel uitmaakten van een onderzoek met 3 verschillende bezetting percentages. (80 % = 20% onderbezetting – 100 % = noch onder/noch overbezetting – 120 % = 20 % overbezetting). Conclusie : Bij 20 % overbezetting is er bij eerste kalf dieren die gemengd gehuisvest zitten met 2+ lactatiedieren een productie verlies van gemiddeld 273 Lbs = 123 liter gedurende de eerste 85 dagen of een verlies van 1.44 liter/vaars per dag. Lees dit laatste nu nog eens even opnieuw wetende dat de target van een vaarsproductie gemiddeld 75 % is van de latere lactaties. Bereken nu even zelf hoeveel u eventueel “laat liggen” bij de oudere lactatiedieren bij toepassing van dit “huisvestingsmanagement”.
Binnen een 6 tal maanden is dit onderzoek volledig afgerond in de US en kunnen we het fi nanciële plaatje bekend maken. Het is ook zeker niet zo dat latere lactatie dieren (2+) het gat wel “dicht rijden” zoals soms onterecht beweerd wordt. Volgende grafiek neemt alle twijfel hieromtrent weg.
"Binnen een 6 tal maanden is dit onderzoek volledig afgerond in de US."
Op bovenstaande afbeelding (grafiek nr.4) ziet u tal van koeien ovv
vierkanten. (Rood = 1° lactatie, groen = 2° lactatie, geel = 3° lactatie of
meer. Het betreft hier dieren samen gemengd gehuisvest in 6 verschillende
gemengde groepen binnen éénzelfde melkveebedrijf met 800 dieren).
Op de verticale as (y-as) ziet u de voorspelde 305 dagen productie van de
verschillende dieren die berekend werd op basis van de eerste melkcontrole
van ieder individueel dier.
Op de horizontale as (x-as) ziet u het aantal lactatiedagen vanaf kalven
voor ieder dier.
Let nu even goed op:
- Alle koeien die aan de linkerkant van 110 dagen gekalfd geplot staan hebben tijdens de close up periode een regime gekregen van 15 % ONDERbezetting en 75 cm vreetruimte tijdens close up periode en 0 % overbezetting en 75 cm vreetruimte vanaf dag 1 na afkalven.
- Alle koeien die aan de rechterkant van 110 dagen gekalfd geplot staan hebben tijdens de close up periode een regime gekregen van 0 % OVERbezetting en 60 cm vreetruimte tijdens close up periode en 20 % OVERbezetting en 75 cm vreetruimte vanaf dag 1 na afkalven.
- Conclusie : kijkt u nu zelf welke de invloed is op de voorspelde 305 dagen productie van de dieren links en rechts van 110 dagen na afkalven. Gemiddeld gezien worden de dieren aan de linker zijde quasi 380 kg/ lactatie hoger geprojecteerd in het 15 % onderbezetting regime tijdens de close up periode en 0 % overbezettingsregime na afkalven.
- Zelf vinden wij deze grafiek de meest educatieve die we dit jaar te zien kregen omdat het een eind maakt aan ellelange en soms onzinvolle discussies.
"Deze grafiek is de meest educatieve die we dit jaar te zien kregen."
Waar speelt de 15 % onderbezetting tijdens de close up periode nu een cruciale rol in de hogere 305 dagen productie daar voeropname in deze periode (nog) niet rechtstreeks verbonden is met lactatieproductie ? Volgende 2 grafieken geven het antwoord aan:
Op bovenstaande afbeelding (grafiek nr.5) zien we op de verticale as (y-as)
de hoeveelheid DS opname in kg.
Op de horizontale as (x-as) het aantal dagen voor/na afkalven
beginnende met -13 voor afkalven tot en met 21 dagen na afkalven.
Binnen het grafiek gebied worden de koeien zonder metritis (baarmoederwand ontsteking) afgebeeld door de blauwe lijn. Groen zijn de dieren met lichte vorm van metritis. Rood zijn de dieren met ernstige vorm. Het is dus meer dan duidelijk dat de dieren die lichte en ernstige vorm van ontsteking vertonen ook ontegensprekelijk minder DS opnamen tijdens de close up periode in een regime van overbezetting.
Kers op de taart krijgen we in volgende grafiek die ons aangeeft welke nasleep overbezetting kan veroorzaken tijdens de close up periode.
Op bovenstaande afbeelding (grafiek nr.6) ziet u de tijd (verticale as) in uren uitgedrukt dat ieder van de 3 boven besproken groepen besteed aan het voer hek na aflevering van het voer aan het voer hek vanaf ogenblik van afkalven.
Conclusie: Toepassing van overbezettingsmanagement tijdens de close up periode (14 dagen voor kalven) geeft een onvermijdelijke inductie van te lage DS opname tijden de post fresh periode. Men kopieert als het ware het negatieve opname gedrag vanuit de close up periode naar de periode vanaf afkalven met gezondheidsproblemen en aanzienlijk productieverlies tot gevolg. Vermeldingswaardig in deze is ook dat er een positieve correlatie bestaat tussen de lagere opname van DS en de wateropname van de vers kalfde dieren wat het eff ect van productieverlies nog doet toenemen.
Ons besluit: Overbezetting past naar ons inzien niet binnen een optiek van gezond en bedrijfseconomisch management op lange termijn. Pijnpunt waar we binnen Nederland en Vlaanderen mee te maken hebben is dat er geen vergelijkingspunten zijn voor 0 % overbezetting omdat quasi ieder bedrijf van oudsher aan overbezetting doet. Is het een ingegroeide managementpraktijk die binnen geslopen is op basis van gewoonte of onjuiste aannames?
"Overbezetting past naar ons inzien niet binnen een optiek van gezond en bedrijfseconomisch management op lange termijn."
De drang naar saldo maximalisatie zal zeker meespelen. Vraag is of we dit laatste ook daadwerkelijk bereiken met overbezetting? Laten we alvast niet vergeten dat we binnen een aantal jaren verplicht zullen worden tot 0 % overbezetting op basis van de aankomende wetgeving.
"Het gebruik van AI (artificiële intelligentie) geeft ons hieromtrent enorme inzichten."
Wat we in deze update niet besproken hebben is het effect van overbezetting op arbeidsefficiëntie van een AMS bedrijf of conventioneel melkstal management. Hieromtrent komen we uitgebreid terug in onze volgende update. Geloof me, hier zal u ook even gaan achterover leunen. Het gebruik van AI (artificiële intelligentie) geeft ons hieromtrent enorme inzichten. Dit laatste genoemde ook het thema worden van onze management cursus nu in 2025. We gaan de vinger leggen op het belang van stal layout in functie van AMS efficiëntie bij renovatie projecten nieuwbouw. (overschakeling naar of uitbreiding van AMS) Hierover informeren we u eveneens in onze volgende update en nieuwsbrief.
Succes en tot weldra,
Filip Jamart | XL-PRO milking.